info
Pepino, Solanum muricatum Aiton, behoort tot de Solanacea of nachtschadefamilie net zoals tomaat, aubergine, aardappel en paprika. Pepino vindt zijn oorsprong in het Andesgebergte en was al gekend door de Indianen. Het is sinds lange tijd een cultuurplant in Colombia, Ecuador en Peru en ze worden ook in Nieuw-Zeeland geteeld.
Meloenperen zijn de vruchten van Solanum muricatum die 90 cm hoog en 70 cm breed kunnen worden. Soms noemt men de meloenpeer ook appelmeloen. De afwisselend geplaatste, groene, zachte en langwerpige bladeren worden maximum 15 cm lang en contrasteren mooi met de bloemen en vruchten. Tijdens de bloeiperiode, begin mei tot september, vormen er zich trosjes witpaars gestreepte, zelfbestuivende bloemen in de bladoksels.
In de serre moet je er wel rekening mee houden dat de vruchtzetting optimaal is bij temperaturen tussen 18 en 27°C. Bij temperaturen hoger dan 30°C, is de vruchtzetting veel lager. Eind juni verschijnen de eerste vruchten. Deze bessen zijn rond tot eivormig en kunnen 12 cm lang worden met een doorsnee van 8 cm. De vruchten zijn eerst groen, maar krijgen na verloop van tijd paarse strepen en vlekken zoals de bloemen. Net zoals bij tomaten rijpen de vruchten het best aan de plant in volle zon. Een pepino is rijp als de vrucht mee veert bij een zachte vingerdruk. De rijpe vruchten kleuren geel met paarse strepen en wegen 150 tot 500 gram.